De Werkloosheidswet (hierna: WW) regelt het recht van een werknemer op een uitkering bij werkloosheid. Hierbij is de maatstaf voor het recht op een uitkering het aantal arbeidsuren dat verloren is gegaan; er wordt dus niet direct naar het inkomensverlies gekeken. WW wordt gezien als een brug tussen twee banen. De regering wil dan ook dat de WW ter overbrugging wordt gebruikt.Van de kandidaat wordt verwacht dat hij/zij zo snel mogelijk vanuit de WW weer aan de slag gaat en dus zo kort mogelijk gebruik maakt van een uitkering.
Om recht te hebben op de WW dient de werknemer aan diverse eisen te voldoen:
Volgens de WW is een werknemer een natuurlijk persoon, jonger dan 65 jaar, die in privaatrechtelijke of in publiekrechtelijke dienstbetrekking staat. Ook thuiswerkers, musici en sporters zonder arbeidsovereenkomst worden soms als partij in een dienstbetrekking aangemerkt door de WW. Deze groepen hebben een zogenaamde fictieve dienstbetrekking. Anderzijds worden natuurlijke personen die directeur-grootaandeelhouder zijn en natuurlijke personen ie huiselijke of persoonlijke diensten in een huishouding verrichten niet als partij gezien binnen een dienstbetrekking.
Volgens de WW is iemand werkloos als hij ten minste vijf of ten minste de helft van zijn arbeidsuren per kalenderweek heeft verloren, alsmede het recht op onverminderde doorbetaling van zijn loon over de verloren uren én hij beschikbaar is om arbeid te aanvaarden. Uit bovenstaande criteria blijkt dat een werknemer die door zijn werkgever verplicht wordt om 35 uur in plaats van 40 uur per week te gaan werken voor minimaal vijf uur per week werkloos is geworden. Het is vervolgens mogelijk om een WWuitkering ver deze verloren arbeidsuren aan te vragen. Uiteraard geldt het criterium dat de verloren arbeidsuren ook niet eer door de werkgever worden uitbetaald. en laatste criterium dat van belang is bij het bepalen van erkloosheid is de beschikbaarheid om arbeid te aanvaarden. Andere activiteiten (zoals een opleiding volgen) betekenen dat de werknemer niet meer beschikbaar is om de arbeid te aanvaarden zodat de werknemer niet als werkloos kan worden bestempeld.
De ‘weken-eis’ houdt in dat de werknemer minimaal 26 weken heeft gewerkt in de 36 weken voor de eerste werkloosheidsdag. De werknemer hoeft niet een full-time dienstverband te hebben gehad. Een week telt al mee wanneer één dag is gewerkt.
Als aan alle voorwaarden is voldaan, kan een uitsluitingsgrond alsnog roet in het eten gooien. Indien een uitsluitingsgrond aanwezig is dan ontstaat het recht op WW niet of eindigt de WW als deze al was ingegaan. Uitsluitingsgronden zijn: het verblijven in het buitenland, het ontvangen van een uitkering uit de Ziektewet of het ontvangen van een WAO-uitkering bij volledige arbeidsongeschiktheid.
Als een werknemer aan alle bovenstaande eisen voldoet en er geen uitsluitingsgronden bestaan, heeft hij recht op een WWuitkering. Om dit recht vervolgens geldend te maken, dient de werknemer aan een aantal verplichtingen te voldoen. De verplichtingen van de werknemer omvatten onder meer:
Een werknemer heeft geen recht op WW als hij zelf ontslag neemt of zijn wangedrag aanleiding is tot ontslag. In andere situaties, waarbij de werkgever het ontslag initieert, heeft de werknemer recht op een WW-uitkering.
U heeft recht op een WW-uitkering als u werkloos bent, u aan de zogenaamde ’weken-eis’ voldoet en er geen reden is tot uitsluiting bestaat. Indien u echter verwijtbaar werkloos bent, kunt u wel recht hebben op een WW-uitkering maar dan kunt u toch dit recht (gedeeltelijk) niet uitoefenen.
Maak direct een gratis en vrijblijvende afspraak met één van onze gedreven coaches.
Laat onze juristen uw beëindigingsovereenkomst controleren.
Dit boek geeft uitleg over UWV-eisen bij reïntegratie zieke werknemer, Tweede Spoor-traject en Wet Verbetering Poortwachter.